Oplossen voor x, y
x=5
y = \frac{18}{5} = 3\frac{3}{5} = 3,6
Grafiek
Delen
Gekopieerd naar klembord
4x-5y=2,x+10y=41
Als u een vergelijkingenpaar wilt oplossen met behulp van substitutie, lost u eerst één van de vergelijkingen op voor één van de variabelen. Substitueer vervolgens het resultaat voor deze variabele in de andere vergelijking.
4x-5y=2
Kies een van de vergelijkingen en los deze op voor x, door x te isoleren aan de linkerkant van het gelijkteken.
4x=5y+2
Tel aan beide kanten van de vergelijking 5y op.
x=\frac{1}{4}\left(5y+2\right)
Deel beide zijden van de vergelijking door 4.
x=\frac{5}{4}y+\frac{1}{2}
Vermenigvuldig \frac{1}{4} met 5y+2.
\frac{5}{4}y+\frac{1}{2}+10y=41
Substitueer \frac{5y}{4}+\frac{1}{2} voor x in de andere vergelijking: x+10y=41.
\frac{45}{4}y+\frac{1}{2}=41
Tel \frac{5y}{4} op bij 10y.
\frac{45}{4}y=\frac{81}{2}
Trek aan beide kanten van de vergelijking \frac{1}{2} af.
y=\frac{18}{5}
Deel beide kanten van de vergelijking door \frac{45}{4}. Dit is hetzelfde is als beide kanten vermenigvuldigen met de omgekeerde waarde van de breuk.
x=\frac{5}{4}\times \frac{18}{5}+\frac{1}{2}
Vervang \frac{18}{5} door y in x=\frac{5}{4}y+\frac{1}{2}. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x=\frac{9+1}{2}
Vermenigvuldig \frac{5}{4} met \frac{18}{5} door teller maal teller en noemer maal noemer te vermenigvuldigen. Vereenvoudig vervolgens de breuk naar de kleinste termen indien mogelijk.
x=5
Tel \frac{1}{2} op bij \frac{9}{2} door een gemeenschappelijke noemer te bepalen en de tellers op te tellen. Vereenvoudig vervolgens de breuk naar de kleinste termen indien mogelijk.
x=5,y=\frac{18}{5}
Het systeem is nu opgelost.
4x-5y=2,x+10y=41
Herorden de vergelijkingen in de standaardvorm en gebruik vervolgens matrices om het systeem van vergelijkingen op te lossen.
\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Schrijf de vergelijkingen als matrices.
inverse(\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de linkerkant van de vergelijking met de inverse matrix van \left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right).
\left(\begin{matrix}1&0\\0&1\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Het product van een matrix en zijn inverse is de eenheidsmatrix.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-5\\1&10\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices aan de linkerkant van het gelijkteken.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{10}{4\times 10-\left(-5\right)}&-\frac{-5}{4\times 10-\left(-5\right)}\\-\frac{1}{4\times 10-\left(-5\right)}&\frac{4}{4\times 10-\left(-5\right)}\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Voor de 2\times 2 matrix \left(\begin{matrix}a&b\\c&d\end{matrix}\right), wordt de omgekeerde matrix \left(\begin{matrix}\frac{d}{ad-bc}&\frac{-b}{ad-bc}\\\frac{-c}{ad-bc}&\frac{a}{ad-bc}\end{matrix}\right), zodat de matrixvergelijking kan worden herschreven als een probleem met matrixvermeniging.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{2}{9}&\frac{1}{9}\\-\frac{1}{45}&\frac{4}{45}\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}2\\41\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{2}{9}\times 2+\frac{1}{9}\times 41\\-\frac{1}{45}\times 2+\frac{4}{45}\times 41\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}5\\\frac{18}{5}\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
x=5,y=\frac{18}{5}
Herleid de matrixelementen x en y.
4x-5y=2,x+10y=41
Als u wilt oplossen door eliminatie, moeten de coëfficiënten van een van de variabelen gelijk zijn in beide vergelijkingen, zodat de variabele wordt weggestreept wanneer de ene vergelijking wordt afgetrokken van de andere.
4x-5y=2,4x+4\times 10y=4\times 41
Als u 4x en x gelijk wilt maken, vermenigvuldigt u alle termen aan elke kant van de eerste vergelijking met 1 en alle termen aan elke kant van de tweede vergelijking met 4.
4x-5y=2,4x+40y=164
Vereenvoudig.
4x-4x-5y-40y=2-164
Trek 4x+40y=164 af van 4x-5y=2 door gelijke termen aan elke kant van het gelijkteken af te trekken.
-5y-40y=2-164
Tel 4x op bij -4x. De termen 4x en -4x worden tegen elkaar weggestreept. Hierdoor blijft er een oplosbare vergelijking met slechts één variabele over.
-45y=2-164
Tel -5y op bij -40y.
-45y=-162
Tel 2 op bij -164.
y=\frac{18}{5}
Deel beide zijden van de vergelijking door -45.
x+10\times \frac{18}{5}=41
Vervang \frac{18}{5} door y in x+10y=41. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x+36=41
Vermenigvuldig 10 met \frac{18}{5}.
x=5
Trek aan beide kanten van de vergelijking 36 af.
x=5,y=\frac{18}{5}
Het systeem is nu opgelost.
Voorbeelden
Vierkantsvergelijking
{ x } ^ { 2 } - 4 x - 5 = 0
Trigonometrie
4 \sin \theta \cos \theta = 2 \sin \theta
Lineaire vergelijking
y = 3x + 4
Rekenen
699 * 533
Matrix
\left[ \begin{array} { l l } { 2 } & { 3 } \\ { 5 } & { 4 } \end{array} \right] \left[ \begin{array} { l l l } { 2 } & { 0 } & { 3 } \\ { -1 } & { 1 } & { 5 } \end{array} \right]
Stelselvergelijking
\left. \begin{cases} { 8x+2y = 46 } \\ { 7x+3y = 47 } \end{cases} \right.
Differentiëren
\frac { d } { d x } \frac { ( 3 x ^ { 2 } - 2 ) } { ( x - 5 ) }
Integreren
\int _ { 0 } ^ { 1 } x e ^ { - x ^ { 2 } } d x
Limieten
\lim _{x \rightarrow-3} \frac{x^{2}-9}{x^{2}+2 x-3}