Overslaan en naar de inhoud gaan
Oplossen voor x, y
Tick mark Image
Grafiek

Vergelijkbare problemen van Web Search

Delen

x-y=5
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten y af.
4x-2y=28,x-y=5
Als u een vergelijkingenpaar wilt oplossen met behulp van substitutie, lost u eerst één van de vergelijkingen op voor één van de variabelen. Substitueer vervolgens het resultaat voor deze variabele in de andere vergelijking.
4x-2y=28
Kies een van de vergelijkingen en los deze op voor x, door x te isoleren aan de linkerkant van het gelijkteken.
4x=2y+28
Tel aan beide kanten van de vergelijking 2y op.
x=\frac{1}{4}\left(2y+28\right)
Deel beide zijden van de vergelijking door 4.
x=\frac{1}{2}y+7
Vermenigvuldig \frac{1}{4} met 28+2y.
\frac{1}{2}y+7-y=5
Substitueer \frac{y}{2}+7 voor x in de andere vergelijking: x-y=5.
-\frac{1}{2}y+7=5
Tel \frac{y}{2} op bij -y.
-\frac{1}{2}y=-2
Trek aan beide kanten van de vergelijking 7 af.
y=4
Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met -2.
x=\frac{1}{2}\times 4+7
Vervang 4 door y in x=\frac{1}{2}y+7. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x=2+7
Vermenigvuldig \frac{1}{2} met 4.
x=9
Tel 7 op bij 2.
x=9,y=4
Het systeem is nu opgelost.
x-y=5
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten y af.
4x-2y=28,x-y=5
Herorden de vergelijkingen in de standaardvorm en gebruik vervolgens matrices om het systeem van vergelijkingen op te lossen.
\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Schrijf de vergelijkingen als matrices.
inverse(\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de linkerkant van de vergelijking met de inverse matrix van \left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right).
\left(\begin{matrix}1&0\\0&1\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Het product van een matrix en zijn inverse is de eenheidsmatrix.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}4&-2\\1&-1\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices aan de linkerkant van het gelijkteken.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}-\frac{1}{4\left(-1\right)-\left(-2\right)}&-\frac{-2}{4\left(-1\right)-\left(-2\right)}\\-\frac{1}{4\left(-1\right)-\left(-2\right)}&\frac{4}{4\left(-1\right)-\left(-2\right)}\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Voor de 2\times 2 matrix \left(\begin{matrix}a&b\\c&d\end{matrix}\right), wordt de omgekeerde matrix \left(\begin{matrix}\frac{d}{ad-bc}&\frac{-b}{ad-bc}\\\frac{-c}{ad-bc}&\frac{a}{ad-bc}\end{matrix}\right), zodat de matrixvergelijking kan worden herschreven als een probleem met matrixvermeniging.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{1}{2}&-1\\\frac{1}{2}&-2\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}28\\5\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{1}{2}\times 28-5\\\frac{1}{2}\times 28-2\times 5\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}9\\4\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
x=9,y=4
Herleid de matrixelementen x en y.
x-y=5
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten y af.
4x-2y=28,x-y=5
Als u wilt oplossen door eliminatie, moeten de coëfficiënten van een van de variabelen gelijk zijn in beide vergelijkingen, zodat de variabele wordt weggestreept wanneer de ene vergelijking wordt afgetrokken van de andere.
4x-2y=28,4x+4\left(-1\right)y=4\times 5
Als u 4x en x gelijk wilt maken, vermenigvuldigt u alle termen aan elke kant van de eerste vergelijking met 1 en alle termen aan elke kant van de tweede vergelijking met 4.
4x-2y=28,4x-4y=20
Vereenvoudig.
4x-4x-2y+4y=28-20
Trek 4x-4y=20 af van 4x-2y=28 door gelijke termen aan elke kant van het gelijkteken af te trekken.
-2y+4y=28-20
Tel 4x op bij -4x. De termen 4x en -4x worden tegen elkaar weggestreept. Hierdoor blijft er een oplosbare vergelijking met slechts één variabele over.
2y=28-20
Tel -2y op bij 4y.
2y=8
Tel 28 op bij -20.
y=4
Deel beide zijden van de vergelijking door 2.
x-4=5
Vervang 4 door y in x-y=5. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x=9
Tel aan beide kanten van de vergelijking 4 op.
x=9,y=4
Het systeem is nu opgelost.