Verifiëren
onjuist
Delen
Gekopieerd naar klembord
\frac{1}{40}+2\times \frac{3}{20}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Vermenigvuldig 1 en \frac{1}{40} om \frac{1}{40} te krijgen.
\frac{1}{40}+\frac{2\times 3}{20}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Druk 2\times \frac{3}{20} uit als een enkele breuk.
\frac{1}{40}+\frac{6}{20}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Vermenigvuldig 2 en 3 om 6 te krijgen.
\frac{1}{40}+\frac{3}{10}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Vereenvoudig de breuk \frac{6}{20} tot de kleinste termen door 2 af te trekken en weg te strepen.
\frac{1}{40}+\frac{12}{40}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Kleinste gemene veelvoud van 40 en 10 is 40. Converteer \frac{1}{40} en \frac{3}{10} voor breuken met de noemer 40.
\frac{1+12}{40}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Aangezien \frac{1}{40} en \frac{12}{40} dezelfde noemer hebben, kunt u ze toevoegen door hun tellers toe te voegen.
\frac{13}{40}+3\times \frac{3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Tel 1 en 12 op om 13 te krijgen.
\frac{13}{40}+\frac{3\times 3}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Druk 3\times \frac{3}{8} uit als een enkele breuk.
\frac{13}{40}+\frac{9}{8}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Vermenigvuldig 3 en 3 om 9 te krijgen.
\frac{13}{40}+\frac{45}{40}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Kleinste gemene veelvoud van 40 en 8 is 40. Converteer \frac{13}{40} en \frac{9}{8} voor breuken met de noemer 40.
\frac{13+45}{40}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Aangezien \frac{13}{40} en \frac{45}{40} dezelfde noemer hebben, kunt u ze toevoegen door hun tellers toe te voegen.
\frac{58}{40}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Tel 13 en 45 op om 58 te krijgen.
\frac{29}{20}+4\times \frac{9}{20}=\frac{73}{4}
Vereenvoudig de breuk \frac{58}{40} tot de kleinste termen door 2 af te trekken en weg te strepen.
\frac{29}{20}+\frac{4\times 9}{20}=\frac{73}{4}
Druk 4\times \frac{9}{20} uit als een enkele breuk.
\frac{29}{20}+\frac{36}{20}=\frac{73}{4}
Vermenigvuldig 4 en 9 om 36 te krijgen.
\frac{29+36}{20}=\frac{73}{4}
Aangezien \frac{29}{20} en \frac{36}{20} dezelfde noemer hebben, kunt u ze toevoegen door hun tellers toe te voegen.
\frac{65}{20}=\frac{73}{4}
Tel 29 en 36 op om 65 te krijgen.
\frac{13}{4}=\frac{73}{4}
Vereenvoudig de breuk \frac{65}{20} tot de kleinste termen door 5 af te trekken en weg te strepen.
\text{false}
Vergelijk \frac{13}{4} en \frac{73}{4}.
Voorbeelden
Vierkantsvergelijking
{ x } ^ { 2 } - 4 x - 5 = 0
Trigonometrie
4 \sin \theta \cos \theta = 2 \sin \theta
Lineaire vergelijking
y = 3x + 4
Rekenen
699 * 533
Matrix
\left[ \begin{array} { l l } { 2 } & { 3 } \\ { 5 } & { 4 } \end{array} \right] \left[ \begin{array} { l l l } { 2 } & { 0 } & { 3 } \\ { -1 } & { 1 } & { 5 } \end{array} \right]
Stelselvergelijking
\left. \begin{cases} { 8x+2y = 46 } \\ { 7x+3y = 47 } \end{cases} \right.
Differentiëren
\frac { d } { d x } \frac { ( 3 x ^ { 2 } - 2 ) } { ( x - 5 ) }
Integreren
\int _ { 0 } ^ { 1 } x e ^ { - x ^ { 2 } } d x
Limieten
\lim _{x \rightarrow-3} \frac{x^{2}-9}{x^{2}+2 x-3}