Overslaan en naar de inhoud gaan
Oplossen voor x, y
Tick mark Image
Grafiek

Vergelijkbare problemen van Web Search

Delen

x+36-3y=0
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten 3y af.
x-3y=-36
Trek aan beide kanten 36 af. Een waarde afgetrokken van nul retourneert de bijbehorende negatie.
x+y=90,x-3y=-36
Als u een vergelijkingenpaar wilt oplossen met behulp van substitutie, lost u eerst één van de vergelijkingen op voor één van de variabelen. Substitueer vervolgens het resultaat voor deze variabele in de andere vergelijking.
x+y=90
Kies een van de vergelijkingen en los deze op voor x, door x te isoleren aan de linkerkant van het gelijkteken.
x=-y+90
Trek aan beide kanten van de vergelijking y af.
-y+90-3y=-36
Substitueer -y+90 voor x in de andere vergelijking: x-3y=-36.
-4y+90=-36
Tel -y op bij -3y.
-4y=-126
Trek aan beide kanten van de vergelijking 90 af.
y=\frac{63}{2}
Deel beide zijden van de vergelijking door -4.
x=-\frac{63}{2}+90
Vervang \frac{63}{2} door y in x=-y+90. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x=\frac{117}{2}
Tel 90 op bij -\frac{63}{2}.
x=\frac{117}{2},y=\frac{63}{2}
Het systeem is nu opgelost.
x+36-3y=0
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten 3y af.
x-3y=-36
Trek aan beide kanten 36 af. Een waarde afgetrokken van nul retourneert de bijbehorende negatie.
x+y=90,x-3y=-36
Herorden de vergelijkingen in de standaardvorm en gebruik vervolgens matrices om het systeem van vergelijkingen op te lossen.
\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Schrijf de vergelijkingen als matrices.
inverse(\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de linkerkant van de vergelijking met de inverse matrix van \left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right).
\left(\begin{matrix}1&0\\0&1\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Het product van een matrix en zijn inverse is de eenheidsmatrix.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=inverse(\left(\begin{matrix}1&1\\1&-3\end{matrix}\right))\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices aan de linkerkant van het gelijkteken.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}-\frac{3}{-3-1}&-\frac{1}{-3-1}\\-\frac{1}{-3-1}&\frac{1}{-3-1}\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Voor de 2\times 2-matrix, \left(\begin{matrix}a&b\\c&d\end{matrix}\right), is de inverse matrix \left(\begin{matrix}\frac{d}{ad-bc}&\frac{-b}{ad-bc}\\\frac{-c}{ad-bc}&\frac{a}{ad-bc}\end{matrix}\right). De matrixvergelijking kan dus opnieuw worden geschreven als een matrixvermenigvuldigingsprobleem.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{3}{4}&\frac{1}{4}\\\frac{1}{4}&-\frac{1}{4}\end{matrix}\right)\left(\begin{matrix}90\\-36\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{3}{4}\times 90+\frac{1}{4}\left(-36\right)\\\frac{1}{4}\times 90-\frac{1}{4}\left(-36\right)\end{matrix}\right)
Vermenigvuldig de matrices.
\left(\begin{matrix}x\\y\end{matrix}\right)=\left(\begin{matrix}\frac{117}{2}\\\frac{63}{2}\end{matrix}\right)
Voer de berekeningen uit.
x=\frac{117}{2},y=\frac{63}{2}
Herleid de matrixelementen x en y.
x+36-3y=0
Neem de tweede vergelijking. Trek aan beide kanten 3y af.
x-3y=-36
Trek aan beide kanten 36 af. Een waarde afgetrokken van nul retourneert de bijbehorende negatie.
x+y=90,x-3y=-36
Als u wilt oplossen door eliminatie, moeten de coëfficiënten van een van de variabelen gelijk zijn in beide vergelijkingen, zodat de variabele wordt weggestreept wanneer de ene vergelijking wordt afgetrokken van de andere.
x-x+y+3y=90+36
Trek x-3y=-36 af van x+y=90 door gelijke termen aan elke kant van het gelijkteken af te trekken.
y+3y=90+36
Tel x op bij -x. De termen x en -x worden tegen elkaar weggestreept. Hierdoor blijft er een oplosbare vergelijking met slechts één variabele over.
4y=90+36
Tel y op bij 3y.
4y=126
Tel 90 op bij 36.
y=\frac{63}{2}
Deel beide zijden van de vergelijking door 4.
x-3\times \frac{63}{2}=-36
Vervang \frac{63}{2} door y in x-3y=-36. Omdat de resulterende vergelijking slechts één variabele bevat, kunt u x direct oplossen.
x-\frac{189}{2}=-36
Vermenigvuldig -3 met \frac{63}{2}.
x=\frac{117}{2}
Tel aan beide kanten van de vergelijking \frac{189}{2} op.
x=\frac{117}{2},y=\frac{63}{2}
Het systeem is nu opgelost.