Overslaan en naar de inhoud gaan
Oplossen voor x
Tick mark Image
Grafiek

Vergelijkbare problemen van Web Search

Delen

\left(x+2\right)x+\left(x-3\right)\left(2x+1\right)=\left(x+2\right)\times 3
Variabele x kan niet gelijk zijn aan de waarden -2,3 omdat deling door nul niet is gedefinieerd. Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met \left(x-3\right)\left(x+2\right), de kleinste gemeenschappelijke noemer van x-3,x+2.
x^{2}+2x+\left(x-3\right)\left(2x+1\right)=\left(x+2\right)\times 3
Gebruik de distributieve eigenschap om x+2 te vermenigvuldigen met x.
x^{2}+2x+2x^{2}-5x-3=\left(x+2\right)\times 3
Gebruik de distributieve eigenschap om x-3 te vermenigvuldigen met 2x+1 en gelijke termen te combineren.
3x^{2}+2x-5x-3=\left(x+2\right)\times 3
Combineer x^{2} en 2x^{2} om 3x^{2} te krijgen.
3x^{2}-3x-3=\left(x+2\right)\times 3
Combineer 2x en -5x om -3x te krijgen.
3x^{2}-3x-3=3x+6
Gebruik de distributieve eigenschap om x+2 te vermenigvuldigen met 3.
3x^{2}-3x-3-3x=6
Trek aan beide kanten 3x af.
3x^{2}-6x-3=6
Combineer -3x en -3x om -6x te krijgen.
3x^{2}-6x-3-6=0
Trek aan beide kanten 6 af.
3x^{2}-6x-9=0
Trek 6 af van -3 om -9 te krijgen.
x=\frac{-\left(-6\right)±\sqrt{\left(-6\right)^{2}-4\times 3\left(-9\right)}}{2\times 3}
Deze vergelijking heeft de standaardvorm: ax^{2}+bx+c=0. Substitueer 3 voor a, -6 voor b en -9 voor c in de kwadratische formule, \frac{-b±\sqrt{b^{2}-4ac}}{2a}.
x=\frac{-\left(-6\right)±\sqrt{36-4\times 3\left(-9\right)}}{2\times 3}
Bereken de wortel van -6.
x=\frac{-\left(-6\right)±\sqrt{36-12\left(-9\right)}}{2\times 3}
Vermenigvuldig -4 met 3.
x=\frac{-\left(-6\right)±\sqrt{36+108}}{2\times 3}
Vermenigvuldig -12 met -9.
x=\frac{-\left(-6\right)±\sqrt{144}}{2\times 3}
Tel 36 op bij 108.
x=\frac{-\left(-6\right)±12}{2\times 3}
Bereken de vierkantswortel van 144.
x=\frac{6±12}{2\times 3}
Het tegenovergestelde van -6 is 6.
x=\frac{6±12}{6}
Vermenigvuldig 2 met 3.
x=\frac{18}{6}
Los nu de vergelijking x=\frac{6±12}{6} op als ± positief is. Tel 6 op bij 12.
x=3
Deel 18 door 6.
x=-\frac{6}{6}
Los nu de vergelijking x=\frac{6±12}{6} op als ± negatief is. Trek 12 af van 6.
x=-1
Deel -6 door 6.
x=3 x=-1
De vergelijking is nu opgelost.
x=-1
Variabele x kan niet gelijk zijn aan 3.
\left(x+2\right)x+\left(x-3\right)\left(2x+1\right)=\left(x+2\right)\times 3
Variabele x kan niet gelijk zijn aan de waarden -2,3 omdat deling door nul niet is gedefinieerd. Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met \left(x-3\right)\left(x+2\right), de kleinste gemeenschappelijke noemer van x-3,x+2.
x^{2}+2x+\left(x-3\right)\left(2x+1\right)=\left(x+2\right)\times 3
Gebruik de distributieve eigenschap om x+2 te vermenigvuldigen met x.
x^{2}+2x+2x^{2}-5x-3=\left(x+2\right)\times 3
Gebruik de distributieve eigenschap om x-3 te vermenigvuldigen met 2x+1 en gelijke termen te combineren.
3x^{2}+2x-5x-3=\left(x+2\right)\times 3
Combineer x^{2} en 2x^{2} om 3x^{2} te krijgen.
3x^{2}-3x-3=\left(x+2\right)\times 3
Combineer 2x en -5x om -3x te krijgen.
3x^{2}-3x-3=3x+6
Gebruik de distributieve eigenschap om x+2 te vermenigvuldigen met 3.
3x^{2}-3x-3-3x=6
Trek aan beide kanten 3x af.
3x^{2}-6x-3=6
Combineer -3x en -3x om -6x te krijgen.
3x^{2}-6x=6+3
Voeg 3 toe aan beide zijden.
3x^{2}-6x=9
Tel 6 en 3 op om 9 te krijgen.
\frac{3x^{2}-6x}{3}=\frac{9}{3}
Deel beide zijden van de vergelijking door 3.
x^{2}+\left(-\frac{6}{3}\right)x=\frac{9}{3}
Delen door 3 maakt de vermenigvuldiging met 3 ongedaan.
x^{2}-2x=\frac{9}{3}
Deel -6 door 3.
x^{2}-2x=3
Deel 9 door 3.
x^{2}-2x+1=3+1
Deel -2, de coëfficiënt van de x term door 2 om -1 op te halen. Voeg vervolgens het kwadraat van -1 toe aan beide kanten van de vergelijking. Met deze stap wordt de linkerkant van de vergelijking een perfect vierkant.
x^{2}-2x+1=4
Tel 3 op bij 1.
\left(x-1\right)^{2}=4
Factoriseer x^{2}-2x+1. In het algemeen, wanneer x^{2}+bx+c een perfect vierkant is, kan het altijd worden gefactoreerd als \left(x+\frac{b}{2}\right)^{2}.
\sqrt{\left(x-1\right)^{2}}=\sqrt{4}
Neem de vierkantswortel van beide zijden van de vergelijking.
x-1=2 x-1=-2
Vereenvoudig.
x=3 x=-1
Tel aan beide kanten van de vergelijking 1 op.
x=-1
Variabele x kan niet gelijk zijn aan 3.