Oplossen voor x
x = -\frac{3}{2} = -1\frac{1}{2} = -1,5
Grafiek
Delen
Gekopieerd naar klembord
\left(x-2\right)\times 2+10=x\left(1+2x\right)
Variabele x kan niet gelijk zijn aan de waarden 0,2 omdat deling door nul niet is gedefinieerd. Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met x\left(x-2\right), de kleinste gemeenschappelijke noemer van x,x^{2}-2x,x-2.
2x-4+10=x\left(1+2x\right)
Gebruik de distributieve eigenschap om x-2 te vermenigvuldigen met 2.
2x+6=x\left(1+2x\right)
Tel -4 en 10 op om 6 te krijgen.
2x+6=x+2x^{2}
Gebruik de distributieve eigenschap om x te vermenigvuldigen met 1+2x.
2x+6-x=2x^{2}
Trek aan beide kanten x af.
x+6=2x^{2}
Combineer 2x en -x om x te krijgen.
x+6-2x^{2}=0
Trek aan beide kanten 2x^{2} af.
-2x^{2}+x+6=0
Rangschik de polynoom om deze de standaardvorm te geven. Rangschik de termen van de hoogste naar de laagste macht.
a+b=1 ab=-2\times 6=-12
Als u de vergelijking wilt oplossen, verdeelt u de linker-en rechterkant van de groepering. De eerste, de linkerzijde moet worden herschreven als -2x^{2}+ax+bx+6. Als u a en b wilt zoeken, moet u een systeem instellen dat kan worden opgelost.
-1,12 -2,6 -3,4
Omdat ab negatief is, a en b de tegenovergestelde tekens. Omdat a+b positief is, heeft het positieve getal een grotere absolute waarde dan het negatieve getal. Alle paren met gehele getallen die een product -12 geven weergeven.
-1+12=11 -2+6=4 -3+4=1
Bereken de som voor elk paar.
a=4 b=-3
De oplossing is het paar dat de som 1 geeft.
\left(-2x^{2}+4x\right)+\left(-3x+6\right)
Herschrijf -2x^{2}+x+6 als \left(-2x^{2}+4x\right)+\left(-3x+6\right).
2x\left(-x+2\right)+3\left(-x+2\right)
Beledigt 2x in de eerste en 3 in de tweede groep.
\left(-x+2\right)\left(2x+3\right)
Factoriseer de gemeenschappelijke term -x+2 door gebruik te maken van distributieve eigenschap.
x=2 x=-\frac{3}{2}
Als u oplossingen voor vergelijkingen zoekt, lost u -x+2=0 en 2x+3=0 op.
x=-\frac{3}{2}
Variabele x kan niet gelijk zijn aan 2.
\left(x-2\right)\times 2+10=x\left(1+2x\right)
Variabele x kan niet gelijk zijn aan de waarden 0,2 omdat deling door nul niet is gedefinieerd. Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met x\left(x-2\right), de kleinste gemeenschappelijke noemer van x,x^{2}-2x,x-2.
2x-4+10=x\left(1+2x\right)
Gebruik de distributieve eigenschap om x-2 te vermenigvuldigen met 2.
2x+6=x\left(1+2x\right)
Tel -4 en 10 op om 6 te krijgen.
2x+6=x+2x^{2}
Gebruik de distributieve eigenschap om x te vermenigvuldigen met 1+2x.
2x+6-x=2x^{2}
Trek aan beide kanten x af.
x+6=2x^{2}
Combineer 2x en -x om x te krijgen.
x+6-2x^{2}=0
Trek aan beide kanten 2x^{2} af.
-2x^{2}+x+6=0
Alle vergelijkingen van de vorm ax^{2}+bx+c=0 kunnen worden opgelost met behulp van de kwadratische formule: \frac{-b±\sqrt{b^{2}-4ac}}{2a}. De kwadratische formule biedt twee oplossingen: één wanneer ± een optelling is en één wanneer het gaat om aftrekken.
x=\frac{-1±\sqrt{1^{2}-4\left(-2\right)\times 6}}{2\left(-2\right)}
Deze vergelijking heeft de standaardvorm: ax^{2}+bx+c=0. Substitueer -2 voor a, 1 voor b en 6 voor c in de kwadratische formule, \frac{-b±\sqrt{b^{2}-4ac}}{2a}.
x=\frac{-1±\sqrt{1-4\left(-2\right)\times 6}}{2\left(-2\right)}
Bereken de wortel van 1.
x=\frac{-1±\sqrt{1+8\times 6}}{2\left(-2\right)}
Vermenigvuldig -4 met -2.
x=\frac{-1±\sqrt{1+48}}{2\left(-2\right)}
Vermenigvuldig 8 met 6.
x=\frac{-1±\sqrt{49}}{2\left(-2\right)}
Tel 1 op bij 48.
x=\frac{-1±7}{2\left(-2\right)}
Bereken de vierkantswortel van 49.
x=\frac{-1±7}{-4}
Vermenigvuldig 2 met -2.
x=\frac{6}{-4}
Los nu de vergelijking x=\frac{-1±7}{-4} op als ± positief is. Tel -1 op bij 7.
x=-\frac{3}{2}
Vereenvoudig de breuk \frac{6}{-4} tot de kleinste termen door 2 af te trekken en weg te strepen.
x=-\frac{8}{-4}
Los nu de vergelijking x=\frac{-1±7}{-4} op als ± negatief is. Trek 7 af van -1.
x=2
Deel -8 door -4.
x=-\frac{3}{2} x=2
De vergelijking is nu opgelost.
x=-\frac{3}{2}
Variabele x kan niet gelijk zijn aan 2.
\left(x-2\right)\times 2+10=x\left(1+2x\right)
Variabele x kan niet gelijk zijn aan de waarden 0,2 omdat deling door nul niet is gedefinieerd. Vermenigvuldig beide zijden van de vergelijking met x\left(x-2\right), de kleinste gemeenschappelijke noemer van x,x^{2}-2x,x-2.
2x-4+10=x\left(1+2x\right)
Gebruik de distributieve eigenschap om x-2 te vermenigvuldigen met 2.
2x+6=x\left(1+2x\right)
Tel -4 en 10 op om 6 te krijgen.
2x+6=x+2x^{2}
Gebruik de distributieve eigenschap om x te vermenigvuldigen met 1+2x.
2x+6-x=2x^{2}
Trek aan beide kanten x af.
x+6=2x^{2}
Combineer 2x en -x om x te krijgen.
x+6-2x^{2}=0
Trek aan beide kanten 2x^{2} af.
x-2x^{2}=-6
Trek aan beide kanten 6 af. Een waarde afgetrokken van nul retourneert de bijbehorende negatie.
-2x^{2}+x=-6
Kwadratische vergelijkingen zoals deze kunnen worden opgelost door de wortel te berekenen. Hiervoor moet de vergelijking deze vorm hebben: x^{2}+bx=c.
\frac{-2x^{2}+x}{-2}=-\frac{6}{-2}
Deel beide zijden van de vergelijking door -2.
x^{2}+\frac{1}{-2}x=-\frac{6}{-2}
Delen door -2 maakt de vermenigvuldiging met -2 ongedaan.
x^{2}-\frac{1}{2}x=-\frac{6}{-2}
Deel 1 door -2.
x^{2}-\frac{1}{2}x=3
Deel -6 door -2.
x^{2}-\frac{1}{2}x+\left(-\frac{1}{4}\right)^{2}=3+\left(-\frac{1}{4}\right)^{2}
Deel -\frac{1}{2}, de coëfficiënt van de x term door 2 om -\frac{1}{4} op te halen. Voeg vervolgens het kwadraat van -\frac{1}{4} toe aan beide kanten van de vergelijking. Met deze stap wordt de linkerkant van de vergelijking een perfect vierkant.
x^{2}-\frac{1}{2}x+\frac{1}{16}=3+\frac{1}{16}
Bereken de wortel van -\frac{1}{4} door de wortel te berekenen van zowel de teller als de noemer van de breuk.
x^{2}-\frac{1}{2}x+\frac{1}{16}=\frac{49}{16}
Tel 3 op bij \frac{1}{16}.
\left(x-\frac{1}{4}\right)^{2}=\frac{49}{16}
Factoriseer x^{2}-\frac{1}{2}x+\frac{1}{16}. In het algemeen, wanneer x^{2}+bx+c een perfect vierkant is, kan het altijd worden gefactoreerd als \left(x+\frac{b}{2}\right)^{2}.
\sqrt{\left(x-\frac{1}{4}\right)^{2}}=\sqrt{\frac{49}{16}}
Neem de vierkantswortel van beide zijden van de vergelijking.
x-\frac{1}{4}=\frac{7}{4} x-\frac{1}{4}=-\frac{7}{4}
Vereenvoudig.
x=2 x=-\frac{3}{2}
Tel aan beide kanten van de vergelijking \frac{1}{4} op.
x=-\frac{3}{2}
Variabele x kan niet gelijk zijn aan 2.
Voorbeelden
Vierkantsvergelijking
{ x } ^ { 2 } - 4 x - 5 = 0
Trigonometrie
4 \sin \theta \cos \theta = 2 \sin \theta
Lineaire vergelijking
y = 3x + 4
Rekenen
699 * 533
Matrix
\left[ \begin{array} { l l } { 2 } & { 3 } \\ { 5 } & { 4 } \end{array} \right] \left[ \begin{array} { l l l } { 2 } & { 0 } & { 3 } \\ { -1 } & { 1 } & { 5 } \end{array} \right]
Stelselvergelijking
\left. \begin{cases} { 8x+2y = 46 } \\ { 7x+3y = 47 } \end{cases} \right.
Differentiëren
\frac { d } { d x } \frac { ( 3 x ^ { 2 } - 2 ) } { ( x - 5 ) }
Integreren
\int _ { 0 } ^ { 1 } x e ^ { - x ^ { 2 } } d x
Limieten
\lim _{x \rightarrow-3} \frac{x^{2}-9}{x^{2}+2 x-3}